Iceland-merk terug in de ijskast

In het merkenrecht geldt dat beschrijvende aanduidingen niet als merk mogen worden gemonopoliseerd. Zulke aanduidingen moeten beschikbaar blijven voor iedereen. Zo kan het woord “apple” geen merk voor appels zijn. Sinds het standaardarrest Chiemsee (de naam van het grootste meer in Beieren) is ook duidelijk dat geografische benamingen in veel gevallen geen merk kunnen zijn. Bij geografische benamingen zal men immers snel denken dat dit de oorsprong van de producten of diensten is en niet de merknaam. Concurrenten met producten afkomstig uit deze plaats moeten deze naam daarnaast natuurlijk ook vrij kunnen gebruiken.

Dit bleek een struikelblok voor de Britse supermarktketen van (voornamelijk) diepvriesproducten Iceland. In 2014 werd haar roodoranje logo met daarin het woord “Iceland” ingeschreven bij het European Union Intellectual Property Office (EUIPO) voor diverse levensmiddelen en de detailhandeldiensten in verband daarmee. Icelandic Trademark Holding, een bedrijf in handen van de IJslandse overheid dat merkrechten bezit voor onder meer “Icelandic”, vorderde de doorhaling van het supermarktmerk, omdat zij het een beschrijvende aanduiding achtte. Het EUIPO en de Kamer van Beroep gingen daarin mee. De supermarktketen liet het hierbij niet zitten en stapte naar het Gerecht van de Europese Unie.

Helaas voor retailer Iceland acht ook het Gerecht haar merk beschrijvend. De consument kan bij het zien van het merk in de veronderstelling verkeren dat de levensmiddelen afkomstig zijn uit IJsland of denken dat de detailhandeldiensten waarvoor het Iceland-merk ingeschreven is vanuit IJsland worden verleend. Het hoeft niet per sé zo te zijn dat IJsland bekend staat om deze levensmiddelen en detailhandeldiensten. Als de levensmiddelen of diensten nu of in de toekomst in verband kunnen worden gebracht met IJsland valt het doek voor het Iceland-merk. De plannen met het Iceland-merk kunnen voorlopig dus weer in de ijskast.

Mathijs Peijnenburg